schicken
- Geluid: schicken (hulp, bestand)
- Geluid: schicken (hulp, bestand)
- Geluid: schicken (hulp, bestand)
- IPA: [ˈʃɪkn̩]
- schi·cken
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schicken [ˈʃɪkn̩] |
schikte [ˈʃɪktə] |
geschikt [ɡəˈʃɪkt] |
volledig |
schicken
- overgankelijk sturen, opsturen
- «Schicken Sie es mir.»
- Stuur het naar mij op.
- «Schicken Sie es mir.»