• scheef·groei·en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
scheefgroeien
groeide scheef
scheefgegroeid
zwak -d volledig

scheefgroeien

  1. ergatief op een verkeerde wijze groeien, tot iets scheefs verworden
    • Doordat de wind altijd uit dezelfde richting komt, zijn deze dividivi's allemaal scheefgegroeid.