• schand·merk
enkelvoud meervoud
naamwoord schandmerk schandmerken
verkleinwoord schandmerkje schandmerkjes

het schandmerko

  1. teken dat iemands schande aangeeft
vervoeging van
schandmerken

schandmerk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schandmerken
    • Ik schandmerk. 
  2. gebiedende wijs van schandmerken
    • Schandmerk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schandmerken
    • Schandmerk je?