schandmerk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: schandmerk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- schand·merk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schandmerk | schandmerken |
verkleinwoord | schandmerkje | schandmerkjes |
Zelfstandig naamwoord
- teken dat iemands schande aangeeft
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schandmerken |
schandmerk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schandmerken
- Ik schandmerk.
- gebiedende wijs van schandmerken
- Schandmerk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schandmerken
- Schandmerk je?
Gangbaarheid
- Het woord schandmerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.