Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·men·zijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord samenzijn
verkleinwoord samenzijntje samenzijntjes

Zelfstandig naamwoord

het samenzijno

  1. het met meerdere mensen bij elkaar zijn
    • Het gezellig samenzijn met je geliefde is toch het leukste wat er is. 
    • Mijn laatste afscheidstoespraak had ik gehouden voor een bejaardenkoortje. `U allen moet blijven. Ik moet nu gaan.' Er werd geweend om mijn vertrek. Hoe vaak had ik niet ergens opnieuw moeten beginnen, om uiteindelijk de meest ontroerende momenten van samenzijn te ervaren op het moment dat ik had besloten te vertrekken? [1] 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 178
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be