• sak·ne
  • Afkomstig van het Oudoorse woord sakna.
Naar frequentie 46163
vervoeging
onbepaalde wijs sakne
tegenwoordige tijd sakner
verleden tijd saknet
sakna
voltooid
deelwoord
saknet
sakna
onvoltooid
deelwoord
saknende
lijdende vorm saknes
gebiedende wijs sakn
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

sakne

  1. overgankelijk missen, vermissen, verlangen naar, snakken naar
    «To mann er saknet i fjellet.»
    Twee mannen zijn vermist geraakt in de bergen.
  2. overgankelijk mankeren, ontbreken



  • sak·ne
  • Afkomstig van het Oudoorse woord sakna.
vervoeging
onbepaalde wijs sakne
sakna
tegenwoordige tijd saknar
verleden tijd sakna
voltooid
deelwoord
sakna
onvoltooid
deelwoord
saknande
lijdende vorm saknast
gebiedende wijs sakn
sakne
sakna
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

sakne

  1. overgankelijk missen, vermissen, verlangen naar, snakjken naar
  2. overgankelijk mankeren, ontbreken

sakne

  1. gebiedende wijs van sakna

sakne

  1. gebiedende wijs van sakne