sakne
- sak·ne
- Afkomstig van het Oudoorse woord sakna.
Naar frequentie | 46163 |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | sakne |
tegenwoordige tijd | sakner |
verleden tijd | saknet sakna |
voltooid deelwoord |
saknet sakna |
onvoltooid deelwoord |
saknende |
lijdende vorm | saknes |
gebiedende wijs | sakn |
vervoegingsklasse | Klasse 1 zwak |
opmerking |
sakne
- overgankelijk missen, vermissen, verlangen naar, snakken naar
- «To mann er saknet i fjellet.»
- Twee mannen zijn vermist geraakt in de bergen.
- «To mann er saknet i fjellet.»
- overgankelijk mankeren, ontbreken
- sak·ne
- Afkomstig van het Oudoorse woord sakna.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | sakne sakna |
tegenwoordige tijd | saknar |
verleden tijd | sakna |
voltooid deelwoord |
sakna |
onvoltooid deelwoord |
saknande |
lijdende vorm | saknast |
gebiedende wijs | sakn sakne sakna |
vervoegingsklasse | Klasse 1 zwak |
opmerking |
sakne
- overgankelijk missen, vermissen, verlangen naar, snakjken naar
- overgankelijk mankeren, ontbreken
sakne
- gebiedende wijs van sakna
sakne
- gebiedende wijs van sakne