Nederlands

 
[1] een plaats waar men kan rusten
 
[2] laatste rustplaats voor gesneuvelde soldaten
Uitspraak
Woordafbreking
  • rust·plaats
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rustplaats rustplaatsen
verkleinwoord rustplaatsje rustplaatsjes

Zelfstandig naamwoord

rustplaats m/v

  1. plaats waar men kan rusten
    • Gelukkig was er een bankje langs de weg dat kon dienen als rustplaats voor de uitgeputte wandelaar. 
  2. de laatste rustplaats: het graf
    • De oude man werd naar zijn laatste rustplaats gebracht. 
     De familie Van Rechteren Limpurg is al eeuwen verbonden met de Grote Kerk. In de crypte onder de kerk rusten 26 voorouders van de graaf. Sinds 1875 geldt het mausoleum aan de Gravenallee als laatste rustplaats voor overleden leden van de grafelijke familie. Graaf Adolph wordt daar morgen als veertiende familielid bijgezet.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Henk van Schuppen
    “Uitvaart Heer van Almelo: nog één keer passeert graaf Van Rechteren de Limpurgsingel” (22-11-2019), Tubantia
  2.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be