• rug·lijn
enkelvoud meervoud
naamwoord ruglijn ruglijnen
verkleinwoord ruglijntje ruglijntjes

de ruglijnv / m

  1. vorm van het achterste deel van het lichaam of kleding, zoals die wordt bepaald door de kromming van de ruggengraat
     Hij is net bezig de ruglijn te perfectioneren.[2]
     Uiteraard. Ik volgde daarvoor speciaal een cursus. Het begint met het wassen van de kalveren. Eerst natspuiten, daarna inzepen van kop tot teen en vervolgens afspoelen. Na enkele wasbeurten volgt het kortscheren van de huid. Het kalf presenteert op die manier mooi haar slankheid. De ruglijn moet perfect plat zijn. Hoe bekom je dat? Je kamt alle rugharen in de hoogte. Wat uitsteekt, gaat eraf. De pluim van de staart laat ik hangen. Ik vind dat esthetischer.[3]
  2. boogvormige lijn in het algemeen
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026356186
  3.   Weblink bron
    Herwig Willaert
    “Koeien in bad voor het defilé” (20 september 2002), De Standaard