rotwoord

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  rotwoord    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈrɔtwort / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• rot·woord

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  rot bn  en  woord zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	rotwoord	rotwoorden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het rotwoord o

1. een stom, afgezaagd woord

   • Ik ben me toen meer op het acteren gaan toeleggen, een rol verdiepen. Een rotwoord, maar ik weet even geen ander.  
   • Ik heb posttraumatische dystrofie met zenuwschade. Lopen gaat moeilijk en voor lange stukken heb ik een rolstoel. Eigenlijk raakte ik door een avondje uitgaan dus gehandicapt, ook al vind ik dat een enorm rotwoord.  
   • "Ik zou de tijd nooit meer willen terugdraaien," vervolgt De Wild oprecht die na zijn ontslag onder meer bij omroep KRO-NCRV aan de slag ging als radiocoach voor jongeren met een beperking. "En anders had ik nooit de reis van mijn dromen kunnen maken, had ik niet zo lang bij mijn 3 kinderen kunnen zijn. 'Quality time', het is een rotwoord, maar dat was het wel."  
   • Beelen heeft een goed beeld van dat 'nieuwe 3FM' en wat daarin zijn rol zou kunnen zijn. "Meer multimediaal zijn. Het is een rotwoord, ik weet het. Je moet veel actiever zijn online en op platforms als YouTube en andere sociale media."  

Synoniemen

• cliché

Gangbaarheid

• Het woord rotwoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rotwoord" herkend door:

93 %	van de Nederlanders;
88 %	van de Vlamingen.