Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rot·plek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rotplek rotplekken
verkleinwoord rotplekje rotplekjes

Zelfstandig naamwoord

rotplek v/m [1]

  1. een vervelende plaats; een ongeschikte plaats
    • Het is een rotplek om een wond te hebben, want je knie is constant in beweging. Dat helpt natuurlijk niet bij het herstel.' [2] 
    • Hoe meer er wordt verfraaid, hoe duidelijker je de rotplekken ziet, net zoals de overdadige februarizon in je huiskamer onbarmhartig de dikke laag winterstof op je meubels aan het licht brengt. [3] 
    • Ik wil dat we in de zomer lekker kunnen genieten, dat we niet elke cent hoeven omdraaien en dat we dat bijzondere hotel kunnen boeken in plaats van een saaie stacaravan op een rotplek. [4] 
  2. de plaats die aan het vergaan is bij voedsel of een ander organisch materiaal

Gangbaarheid

Verwijzingen