Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roof·moord
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord roofmoord roofmoorden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de roofmoordv / m

  1. misdaad waarbij het slachtoffers worden gedood om hun bezittingen te stelen
    • De Oostenrijker werd op 24-jarige leeftijd tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld voor een roofmoord. [1]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen