roofmier
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- roof·mier
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van roof ww en mier zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | roofmier | roofmieren |
verkleinwoord | roofmiertje | roofmiertjes |
Zelfstandig naamwoord
- (vliesvleugeligen) benaming voor insectensoorten uit de familie Formicidae die als kolonie gezamenlijk op rooftocht gaan en daarbij met hun kaken soms levende wezens doden die vele malen groter zijn dan zijzelf
Synoniemen
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord roofmier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Lucas Brouwers“Kevertje reist stiekem mee op mierenkont” (25 februari 2017) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Paul KoeckHet dorp dat geen naam mocht hebben in: Dietsche Warande en Belfort., jrg. 132 nr. 3 (april 1987), Uitgeverij Den Gulden Engel, Wommelgem, p. 55 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren