rokje

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  rokje    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• rok·je

Zelfstandig naamwoord

het rokje o

1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord rok

Hyponiemen

• balletrokje, plooirokje

Afgeleide begrippen

• rokjesdag

Uitdrukkingen en gezegden

• Een rokje uittrekken

• Zijn rokje omkeren

lid van een andere (bv politieke) partij worden

• Zoals de wind waait, waait zijn jasje ( of zijn rokje)

Gangbaarheid

• Het woord rokje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.