Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roem·rijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen roemrijk roemrijker roemrijkst
verbogen roemrijke roemrijkere roemrijkste
partitief roemrijks roemrijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

roemrijk

  1. met bij veel mensen veel verdiende eer
    • Ook HCKZ-clubicoon Ties Kruize maakte zich sterk voor de komst van de beide Indiërs, van wie Singh afkomstig is uit een roemrijke hockeyfamilie uit de deelstaat Punjab. Zijn vader en zijn oom speelden in de ploeg die in 1973 de WK-finale in Amstelveen verloor van het - door Kruize geleide - gastland. [2]
Typische woordcombinaties
  • roemrijk verleden: vroegere bloeitijd met historische successen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen