rist
- rist
- Het woord rist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rist" herkend door:
29 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "rist" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rist op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- rist
- Zelfstandig naamwoord 1: ontleend aan het Oudnoorse zelfstandige naamwoord rist
- Zelfstandig naamwoord 3 en 4: afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord hreistr
- Zelfstandig naamwoord 5: afkomstig uit het Nederduits
Naar frequentie | 7033 |
---|
Zelfstandig naamwoord 1:
znw 1 | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | rist | m: risten v: rista |
rister | ristene |
genitief | rists | m: ristens v: ristas |
risters | ristenes |