rinkelaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rin·ke·laar
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van rinkelen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rinkelaar | rinkelaars |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- druktemaker
- klein kustvaartuig gebruikt door loodsen
Gangbaarheid
- Het woord rinkelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rinkelaar" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be