• rij·ple·zier
enkelvoud meervoud
naamwoord rijplezier
verkleinwoord

het rijpleziero

  1. het genoegen dat men ervaart door een voertuig op wielen te besturen
     Ghassan, die zijn BMW met zichtbaar rijplezier tussen alle vrachtwagens door stuurde, en natuurlijk veel te snel reed, vatte het bericht over de verwantschap met Mettes man op als goed nieuws.[1]


  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044640496