riba
Catalaans
Uitspraak
Woordafbreking
- ri·ba
Woordherkomst en -opbouw
- via Oudprovençaals van Latijn ripa "oever, kust"
enkelvoud | meervoud |
---|---|
riba | ribes |
Zelfstandig naamwoord
riba v
Engels
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud |
---|---|
riba | - |
Zelfstandig naamwoord
riba
- (financieel) (religie) (islam) rente waarbij de geldverstrekker niet deelt in het risico van de lener en die daarom als verboden woeker wordt gezien
Indonesisch
Uitspraak
Woordafbreking
- ri·ba
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
riba
- op schoot houden
Zelfstandig naamwoord
riba
Papiaments
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Voorzetsel
riba
Sloveens
Uitspraak
Woordafbreking
- ri·ba
Woordherkomst en -opbouw
- via Oerslavisch *ryba
Zelfstandig naamwoord
riba v
Verbuiging
enkelvoud | tweevoud | meervoud | |
---|---|---|---|
nominatief | riba | ribi | ribe |
genitief | ribe | rib | rib |
datief | ribi | ribama | ribam |
accusatief | ribo | ribi | ribe |
locatief | ribi | ribah | ribah |
instrumentalis | ribo | ribama | ribami |