riant
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ri·ant
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aantrekkelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1858 [1][2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | riant | rianter | riantst |
verbogen | riante | riantere | riantste |
partitief | riants | rianters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
riant [3]
- groot en daardoor aantrekkelijk
- Hij zal het nooit met zoveel woorden zeggen - daarvoor is de ex-aanvaller van Club Brugge en Anderlecht te slim - maar het zal gevoeld hebben als zoete wraak. Of hoe moet een spits zich voelen wiens voorzitter openlijk laat verstaan dat zijn prestaties niet conform zijn riante salaris zijn? [4]
- De Schotse Donna Pirie (54) heeft een ongewone manier om haar huis van 1,7 miljoen pond te verkopen. Wie een kruiswoordraadsel oplost en 25 pond (bijna 28 euro) betaalt, maakt kans op haar zes kamers tellende riante stulpje in het Schotse Aberdeenshire. [5]
Verwante begrippen
Antoniemen
Vertalingen
1.groot en daardoor aantrekkelijk
Gangbaarheid
- Het woord riant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "riant" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[6] |
Verwijzingen
- ↑ "riant" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ riant op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard MAANDAG 2 OKTOBER 2017
- ↑ Tubantia Simone van Zwienen 11-oktober-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
Uitspraak
Werkwoord
riant
- tegenwoordig deelwoord (participe présent) van rire
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | riant | riants |
vrouwelijk | riante | riantes |
Bijvoeglijk naamwoord
riant