Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·vol·te·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

revolteren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
revolteren
revolteerde
gerevolteerd
zwak -d volledig
  1. in opstand komen tegen een onrechtvaardig gezag
    • Het is een symbool voor hun strijd voor vrijheid. Op karren staan de tiran en zijn helpers, op straat de revolterende bevolking die de tiran weg wil. [2] 
    • De Deense IND/DEM–fractievoorzitter heeft zijn voorstel woensdag gelanceerd in een open brief aan de Europese regeringsleiders. Daarin hekelt hij het feit dat „onder de 150 regeringsleiders, ministers van Buitenlandse Zaken en hun adviseurs zich geen enkele neestemmer bevindt of ook maar een enkele persoon die begrijpt waarom de Europeanen revolteren". [3] 
    • In het binnenlands bestuur tekent zich een revolte af. Dit keer zijn het niet de burgers die zich keren tegen het gezag, maar bestuurders die revolteren tegen zichzelf. Een aantal burgemeesters en wethouders heeft zich verenigd in een groep die zich ‘Code Oranje’ noemt. Dat is niet bedoeld als aanhankelijkheidsbetuiging aan het Koninklijk Huis, maar een verwijzing naar de waarschuwing voor zwaar weer. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen