repatrieer
- Geluid: repatrieer (hulp, bestand)
- re·pa·tri·eer
vervoeging van |
---|
repatriëren |
repatrieer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repatriëren
- Ik repatrieer.
- gebiedende wijs van repatriëren
- Repatrieer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repatriëren
- Repatrieer je?
- Het woord repatrieer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.