• rent
vervoeging van
rennen

rent

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rennen
    • Jij rent. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rennen
    • Hij rent. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rennen
    • Rent! 
vervoeging van
renten

rent

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van renten
  2. gebiedende wijs van renten


  • rent

rent, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van ren


enkelvoud meervoud
rent rents

rent

  1. (economie) huur (v. voorwerpen, zaken), pacht
  2. (financieel) huurbedrag
  3. (economie), (landbouw) opbrengst v. landbouwgrond
  4. barst, scheur, spleet
vervoeging
onbepaalde wijs to  rent 
he/she/it  rents 
verleden tijd  rented 
voltooid
deelwoord
 rented 
onvoltooid
deelwoord
 renting 
gebiedende wijs  rent 

rent

  1. overgankelijk, (economie) huren, pachten
  2. overgankelijk, (economie) verhuren
  3. onovergankelijk verhuurd worden


  • rent
Naar frequentie 1324

rent, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van ren

rent

  1. voltooid deelwoord van renne
  • rent bort