Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·mi·se·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

remiseren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
remiseren
remiseerde
geremiseerd
zwak -d volledig
  1. een schaak- of dampartij onbeslist beëindigen
     De Noorse wereldkampioen Magnus Carlsen raakte achterop door te remiseren met Pentala Harikrishna uit India. Carlsen deelt met zes punten voorlopig de tweede positie met de Armeniër Levon Arionan.[2]
     Magnus Carlsen en Levon Aronian leiden halverwege het toernooi met ieder 5 punten. De Noor remiseerde met de Azerbeidzjaan Teimour Radjabov.[3]
  2. in een remise onderbrengen van een bus of tram

Gangbaarheid

52 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Geen winnaar in Nederlandse schaakclash” (25-01-2017), Tubantia
  3.   Weblink bron “Schakers in evenwicht na rustdag” (23 mrt. 2013), De Telegraaf
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be