rekenarij
- re·ke·na·rij
- naamwoord van handeling van rekenen met het achtervoegsel -arij[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rekenarij | rekenarijen |
verkleinwoord |
de rekenarij v
- de handeling van het (nutteloos, slordig, klunzig, manipulerend) rekenen
- ▸ Als je tegen de kiezer zegt dat de EU ons een maandsalaris oplevert, zo hield hij zijn gehoor voor, dan krijg je meteen de vraag: waar is dat maandsalaris dan? Zulke rekenarij - zoals het Centraal Planbureau eerder heeft gedaan - is dan ook zinloos.[2]
- ▸ Die 'rekenarij' zorgt volgens Milieudefensie voor 'een structurele onderschatting van de werkelijkheid'.[3]
- Het woord rekenarij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rekenarij" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron MARTIN VISSER“’Onze’ Timmermans zou EU toch hervormen?” (24 feb. 2018), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron Bart van Zoelen“'Meer actie nodig tegen schade door luchtvervuiling'” (14 november 2017), Het Parool
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be