reisspel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- reis·spel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van reis en spel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reisspel | reisspellen |
verkleinwoord | reisspelletje | reisspelletjes |
Zelfstandig naamwoord
het reisspel o
- een fysiek spel zoals een bordspel of kaartspel dat geschikt is gemaakt om als passagier te spelen tijdens een reis
- Bij een reisspel worden speelstukken vaak met een magneetje op het speelbord gezet zodat ze er niet vanaf vallen.
Vertalingen
1. een fysiek spel
Gangbaarheid
- Het woord 'reisspel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.