reiser
- rei·ser
Naar frequentie | 838 |
---|
reiser
- zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van reise
reiser
- nominatief onbepaald mannelijk en vrouwelijk meervoud van reis
reiser
- nominatief onbepaald mannelijk en vrouwelijk meervoud van reise
- rei·ser
reiser
- zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van reisa
reiser
- zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van reise
reiser
- nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van reis
reiser
- nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van reise