• rein·wit

reinwit

  1. (kleur) met een heldere kleur, zonder enige tint
     't Altaar, reinwit, met z'n koperen kruis en hoge kandelaars, waarin de kaarsen flauw brandden, met z'n bloemen en versierselen, was vlak voor me.[2]
  2. (RAL-kleur) in een tint grijs met RAL-nummer 9010 (  )
    • De zijkant was een egaal reinwit vlak. 

hetreinwito

  1. (kleur) heldere kleur, zonder enige tint
    • De rode daken staken af tegen het reinwit van de sneeuw. 
  2. geen meervoud (RAL-kleur) tint grijs met RAL-nummer 9010 (  )
    • Kunt u die panelen ook leveren in reinwit? 
[2] namen van RAL-kleuren in het Nederlands
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 18 februari 2025 Weblink bron
    Jacob Lub
    “In en om de goudstad. Eerste bundel Hollands-Afrikaanse schetsen.” (1912), J.H. de Bussy, Pretoria/Johannesburg / Holl.-Afr. Uitg.-Mij. v/h. J. Dusseau & Co., Kaapstad, p. 78