regoor

  1. over geheel, dwars door
    «'n Invloei van mense van regoor Namibië laat navorsers raam dat daar nou heelwat meer as 300,000 mense in Windhoek woon.»
    Een toevloed van mensen vanuit geheel Namibië doet onderzoekers veronderstellen dat er nu heel wat meer mensen in Windhoek wonen dan 300.000.
  2. recht tegenover, recht boven
    «Die son is twee keer per jaar in 'n posisie regoor die ewenaar.»
    De zon staat tweemaal per jaar recht boven de evenaar.