Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ge·rings·troe·pen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord regeringstroepen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de regeringstroepenmv

  1. (militair) leger van de centrale overheid (vooral gebruikt in een tegenstelling met opstandelingen)
     Op zondag 9 januari 1905 openden regeringstroepen in Petersburg het vuur op een vreedzame demonstratie van arbeiders die onder leiding van de priester Georgi Gapon (1870-1906) de tsaar een petitie wilden aanbieden.[2]
     Mujahid riep voormalige en verslagen regeringstroepen, die 20 jaar lang de taliban hebben bevochten, op nu ieder verzet te staken en ‘samen met de taliban nieuwe veiligheidsdiensten te vormen’.[3]
Synoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron
    Bob van Huet
    “Taliban zijn nu ook de baas in Panjshirvallei, het aloude centrum van verzet” (06-09-2021), Tubantia