regeringscoalitie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ge·rings·co·a·li·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord regeringscoalitie regeringscoalities
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de regeringscoalitiev

  1. (politiek) groep fracties in een parlement die samen een regering aan de macht willen houden, meestal omdat er geestverwanten in zitten die zo een deel van de politieke doelstellingen van de fractie werkelijkheid kunnen maken
     Halverwege dit jaar ging de regeringscoalitie van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie na moeizaam bereikte pensioen- en klimaatakkoorden haast fluitend de zomer in.[1]
     Hij ontbond vorige maand de uit etnische partijen bestaande regeringscoalitie en vormde de multi-etnische Welvaartspartij.[2]
     De al maanden worstelende regeringscoalitie in Roemenië is uiteengevallen. Maandag besloot de kleinste coalitiepartner, de liberale ALDE, de samenwerking met de reactionair-linkse PSD op te blazen. De PSD zegt nu alleen verder te willen regeren, maar heeft met 154 zetels in het parlement van 329 afgevaardigden geen meerderheid.[3]
Meroniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Tobberig ogend kabinet moet komend jaar standvastigheid tonen” (28 december 2019) op nrc.nl
  2.   Weblink bron
    Koert Lindijer
    “Xenofobie trekt Ethiopië uiteen” (4 december 2019) op nrc.nl
  3.   Weblink bron
    Emilie van Outeren
    “Ruzie over presidentskandidaat doodssteek voor wankele Roemeense regering” (26 augustus 2019) op nrc.nl