reconcilieerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·con·ci·li·eer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
reconciliëren |
reconcilieerden
- meervoud verleden tijd van reconciliëren
- Wij reconcilieerden.
- Jullie reconcilieerden.
- Zij reconcilieerden.
- Wij reconcilieerden.
Gangbaarheid
- Het woord reconcilieerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.