radiocommunicatie
- ra·dio·com·mu·ni·ca·tie
- samenstelling van radio zn en communicatie zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | radiocommunicatie | radiocommunicaties |
verkleinwoord |
de radiocommunicatie v
- (communicatie) uitwisselen van informatie met behulp van elektromagnetische straling
- ▸ En het was niet waarschijnlijk dat het personeel aan boord de radiocommunicatie mocht gebruiken voor privéberichten.[2]
- (communicatie) berichten die met behulp van elektromagnetische straling worden uitgewisseld
- ▸ Volgens de Zweedse krant Svenska Dagbladet gaat het om een Russische duikboot. Er zou vorige week radiocommunicatie in het Russisch zijn opgevangen, waaruit blijkt dat de boot in nood was.[3]
- Het woord radiocommunicatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Weblink bron “Zweden in de ban van onderzeeër” (Maandag 20 oktober 2014), NOS