radio-omroep
- ra·dio-om·roep
- samenstelling van radio en omroep
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | radio-omroep | radio-omroepen |
verkleinwoord | radio-omroepje | radio-omroepjes |
de radio-omroep m
- (telecommunicatie) het vanuit een centraal punt (studio) via de ether of kabel openbaar verspreiden van berichten en muziek, volgens een bekendgemaakt programma of formule
- Nieuws wordt vaak het eerst vernomen via de radio-omroep .
- Radio-omroep wordt ter vermijding van klinkerbotsing met een koppelteken geschreven
- radio-omroepblad, radio-omroepontvanger, radio-omroeper, radio-omroeppersoneel, radio-omroepster, radio-omroepstudio, radio-omroepzender
- autoradio, microfoon, radiofrequentie, radiokanaal, radio-ontvangst, radioreportage, radiostoring, reportageverbinding, televisieomroep
1. radio-omroep
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord radio-omroep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.