Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • raads·nes·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord raadsnestor raadsnestors
raadsnestoren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de raadsnestorm

  1. het oudste lid van een raad
    • Afgelopen zondag, op een discussiebijeenkomst, zit het Leeuwarder PvdA-raadslid Hendrik ten Hoeve op een krukje voor zijn auto. Blauwgele sjaal om, alpinopet op. Leeuwarders drommen om hem samen. Als enige van zijn fractie is de raadsnestor tegen. „Dit is de grootste stedenbouwkundige blunder van Leeuwarden in 40 jaar”, bromt hij. De veertien meter hoge winkelwand verstoort de symmetrie van het gerechtsgebouw, waarschuwt hij. De winkelslurf wordt „een morsig, donker straatje”. Het nieuwe museum „een betonkolos met opgeplakte gevelsteentjes”. [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC Karin de Mik 23 mei 2006