• py·ja·ma·mouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pyjamamouw pyjamamouwen
verkleinwoord - -

de pyjamamouwv / m

  1. (kleding) deel dat een arm bedekt van een gemakkelijk zittende jasje dat is bestemd om met een bijpassende broek in bed te worden gedragen
     Hij rolde zijn ene pyjamamouw omhoog, en vroeg Sirdjal om aandacht voor een flink litteken.[1]
  1.   Weblink bron “Het paradijs van Oranje.” (1973), Querido, Amsterdam, ISBN 9021413868, p. 96