Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pu·ta·tief
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen putatief putatiever putatiefst
verbogen putatieve putatievere putatiefste
partitief putatiefs putatievers -

Bijvoeglijk naamwoord

putatief [2]

  1. (juridisch) te goeder trouw
     De overvaller raakte door het schietincident zwaargewond. Volgens het OM was sprake van zogenoemd 'putatief noodweer', waarbij de agent dacht dat hij werd aangevallen en zich daartegen verweerde, terwijl later bleek dat hij zich in de situatie vergiste.[3]
     Oftewel: hij voelde de bedreiging, was bang en om zichzelf te beschermen deelde hij de eerste klap uit. Dat is putatief noodweer.[4]
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • putatief noodweer
geweld dat gebruikt is omdat men zich, begrijpelijk, bedreigd voelde terwijl dat feitelijk niet het geval bleek te zijn

Gangbaarheid

32 % van de Nederlanders;
34 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. putatief op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Agent vrijuit na neerschieten gijzelnemer in Nieuw-Vennep” (01-10-2013), Tubantia
  4.   Weblink bron
    Leon van Wijk
    “Strafbaar feit gepleegd, maar geen straf: hoe zit dat?” (05-08-2015), Tubantia
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be