puik
- puik
- Van het Middelnederlandse puuc, oorspronkelijk "beste soort laken of wol". [1] In de betekenis van ‘voortreffelijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1406.[2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | puik | puiker | puikst |
verbogen | puike | puikere | puikste |
partitief | puiks | puikers | - |
puik
- Het woord puik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "puik" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ puik op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "puik" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be