prulschrijver
- prul·schrij·ver
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prulschrijver | prulschrijvers |
verkleinwoord |
de prulschrijver m
- iemand die heel slechte boeken of stukjes schrijft
- In duizenden recensies, essays en interviews geeft Zeeman blijk van dezelfde meedogenloze scherpte. Dankzij zijn enorme eruditie — hij leest een boek per dag en bezit naar eigen zeggen dertigduizend boeken — wordt hij onontkoombaar in de republiek der letteren. Tussen 1991 en 1996 is hij als chef kunst bij de Volkskrant een spin in het web. ,,Onder schrijvers heb je altijd een sfeertje van laten we elkaar sparen', zegt schrijfster Désanne van Brederode. ,,Zo'n Michaël die mensen in hun gezicht zegt: ik vind je een prulschrijver, dat is wel verfrissend.' [2]
- Een paar maanden later verdween Mulisch met zijn boek naar De Bezige Bij, die het snel (en helemaal ongewijzigd) in een jubileumreeks wilde opnemen. Van Oorschot vestigde spottend de aandacht op het verschil in kritisch vermogen tussen hemzelf en De Bezige Bij. Mulisch had maar geluk: „Het is tenslotte plezierig voor een schrijver wanneer hij een uitgever bezit, die zijn manuscripten ongelezen uitgeeft.” En tot in zijn laatste levensweken, 36 jaar later, zou hij luidkeels blijven verkondigen dat Harry Mulisch een prulschrijver was. [3]
- ambtenaar
- Het woord prulschrijver staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Joke Mat 22 april 2002 Een kunstpaus gaat naar Rome
- ↑ NRC Arjen Fortuin 4 november 2015 Een succesvolle uitgever die de beste schrijvers liet lopen