vervoeging van
proyectar

proyectaba

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van proyectar
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van proyectar
vervoeging van
proyectarse

proyectaba

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van proyectarse
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van proyectarse