• pro·nos·ti·keert
vervoeging van
pronostikeren

pronostikeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pronostikeren
    • Jij pronostikeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pronostikeren
    • Hij pronostikeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pronostikeren
    • Pronostikeert!