• pro·nos·ti·keer
vervoeging van
pronostikeren

pronostikeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pronostikeren
    • Ik pronostikeer. 
  2. gebiedende wijs van pronostikeren
    • Pronostikeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pronostikeren
    • Pronostikeer je?