Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·mo·ve·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bevorderen’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
  • afgeleid van het Latijnse promovēre met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
promoveren
promoveerde
gepromoveerd
zwak -d volledig

Werkwoord

promoveren

  1. vooruitgaan, een betere positie bereiken
    • Hij is tot het hoofd van de afdeling gepromoveerd. 
  2. de doktorstitel behalen na het schrijven van een proefschrift
    • Hij is gepromoveerd in de geneeskunde. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen