Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·gram·ma·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord programmamaker programmamakers
verkleinwoord programmamakertje programmamakertjes

Zelfstandig naamwoord

de programmamakerm

  1. (beroep) iemand die televisieprogramma's maakt
    • Vorige week was er op Catawiki een online-veiling met handschriften en eerste drukken van de verzamelaar, reiziger, schrijver en programmamaker Büch. Onder de parafernalia ook twee ingelijste fineliner-tekeningetjes van Drost: inderdaad fijn en vrolijk. [1] 
  2. iemand die een programma opstelt

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. de Volkskrant Arjan Peters5 december 2015 In depressieve Plinius Pinguïn een zelfportret zien