Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pri·o·res
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord priores prioressen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de prioresv

  1. vrouwelijk hoofd van een nonnenklooster
     Sinds 1878 dragen ze de naam ”Benedictinessen van Onze Lieve Vrouw Onbevlekt Ontvangen”. In dat jaar kwam er een priores aan het hoofd van de gemeenschap te staan.[2]
     De paus had de nonnen van het Karmelietessenklooster in Lucena een paar minuten voor de jaarwisseling gebeld. Hij had priores Adriana en andere nonnen vijftien jaar geleden in Argentinië ontmoet en sindsdien niet meer gesproken.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

47 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Hans Polderman
    “„Leven en vrede” in abdij Schotenhof bij Antwerpen (fotoserie)” (15-06-2012), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron “Nonnen lopen belletje paus mis” (04-01-2014), NOS
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be