Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • print
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘papierafdruk’ voor het eerst aangetroffen in 1970 [1]
  • van het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord print prints
verkleinwoord printje printjes

Zelfstandig naamwoord

de printm

  1. afdruk
    • Met onze printers hoeft u nooit lang op uw prints te wachten. 
  2. een patroon op of in een stof
    • Ze heeft een mooie print op het zitgedeelte van haar broek. 
  3. (elektrotechniek) gedrukte schakeling t.b.v. elektronische bedrading (afkorting van printplaat)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
printen

print

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van printen
  2. gebiedende wijs van printen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
print prints

Zelfstandig naamwoord

print

  1. afdruk, prent
vervoeging
onbepaalde wijs to  print 
he/she/it  prints 
verleden tijd  printed 
voltooid
deelwoord
 printed 
onvoltooid
deelwoord
 printing 
gebiedende wijs  print 

Werkwoord

print

  1. drukken, afdrukken