Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prijs·vraag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord prijsvraag prijsvragen
verkleinwoord prijsvraagje prijsvraagjes

Zelfstandig naamwoord

prijsvraag v/m [1]

  1. eenvoudige puzzel waarbij de goede beantwoording kans geeft op een prijs, meestal deel van een commerciële activiteit
    • Ik heb een 14-daagse vakantie voor twee personen gewonnen bij de prijsvraag. 
  2. een opgave, opdracht die aan het publiek wordt voorgelegd en waarbij een prijs wordt uitgeloofd voor de beste of de juiste beantwoording
    • De gemeente Amsterdam schrijft een prijsvraag uit om de silo’s op het Zeeburgereiland een nieuwe invulling te geven. De gemeente hoopt met de prijsvraag ondernemers aan te trekken die een „creatieve mix” van functies kunnen geven aan de al lang leeg staande silo’s op het rioolwaterzuiveringsterrein. [2] 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Daan Borrel 27 oktober 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be