priemgetal
- Geluid: priemgetal (hulp, bestand)
- priem·ge·tal
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘getal dat alleen deelbaar is door één en door zichzelf’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
- samenstelling van priem en getal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | priemgetal | priemgetallen |
verkleinwoord | priemgetalletje | priemgetalletjes |
het priemgetal o
- (wiskunde) een natuurlijk getal dat groter is dan 1 en alleen kan worden gedeeld door 1 of door het getal zelf
- Afgezien van 1 en 7, is er geen getal waardoor het getal 7 is te delen: 7 noemt men een priemgetal.
- Grootste priemgetal ooit ontdekt [2]
1. priemgetal
- Het woord priemgetal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "priemgetal" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "priemgetal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ www.nu.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | priemgetal | priemgetalle |
priemgetal