• pres·ten
vervoeging van
pressen

presten

  1. meervoud verleden tijd van pressen
    • Wij presten. 
    • Jullie presten. 
    • Zij presten. 


  • pres·ten
Naar frequentie 3260

presten

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van prest


  • pres·ten

presten

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van prest


vervoeging van
prestar

presten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van prestar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van prestar