Nederlands

 
prentbriefkaart uit Rotterdam
Uitspraak
Woordafbreking
  • prent·brief·kaart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord prentbriefkaart prentbriefkaarten
verkleinwoord prentbriefkaartje prentbriefkaartjes

Zelfstandig naamwoord

de prentbriefkaartv / m

  1. briefkaart waarbij aan één kant een foto of tekening staat en aan de andere zijde tekst en adres geschreven kan worden
    • Ik kreeg een prentbriefkaart met een foto van de Eiffeltoren van mijn vrienden, die in Parijs op vakantie zijn. 
    • Met een serie vrolijke prentbriefkaarten op de website EUMostWanted.eu probeert Europol achter de verblijfplaats te komen van Europa's gevaarlijkste voortvluchtige criminelen. De Europese politieorganisatie vraagt het publiek de briefkaarten zoveel mogelijk te delen om zo te achterhalen waar deze figuren zitten. [2] 
    • En als toetje spoorde Van Oldenborgh de prentbriefkaart op die Sirocko had gevonden met een ijzige Rijn - volgens Sirocko uit 1963, volgens Google uit 1929. Het bleek een souvenir uit die heuglijke winter: achterop stond de tekst dat het voor het eerst sinds 1895 was dat de Rijn weer kon worden overgestoken. Dat jaar komt niet voor in de lijst van Sirocko (1914 wel). [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Michelle Sakkers 04-augustus-2017
  3. Volkskrant HANS VAN MAANEN 11 mei 2013,