Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·fect
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘ambtenaar, hoofd’ voor het eerst aangetroffen in 1530 [1]
  • uit het Frans of Latijn prae (voor) facere (doen/maken) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord prefect prefecten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

prefect m [3]

  1. bevelhebber, leider, belangrijk ambtenaar bij de Romeinen
    • Als prefect Pontius Pilatus hem toont aan landgenoten, schreeuwen die: „Weg met hem, aan het kruis met hem”. Het thema Ecce homo - de woorden ‘zie de mens’ die Pilatus uitsprak - is vaak geschilderd. [4] 
  2. gouverneur van een Frans departement
    • Hij wil daarom een referendum. De vraag: ‘Bent u het eens met het vestigen van nieuwe migranten die opgedrongen zijn door de staat zonder de gemeenteraad te consulteren?’ Maar de prefect (departementaal vertegenwoordiger van de staat) heeft al laten weten dat hij dit plan, vorige week door de raad goedgekeurd, bij de rechter zal aanvechten: gemeentes gaan niet over immigratiebeleid. [5] 

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen