pratend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pra·tend
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van: | praten |
verbogen vorm: | pratende |
pratend
- onvoltooid deelwoord van praten
- attributief gebruikt
- In het café stonden druk gebarende, luid pratende jongemannen en vrouwen.
- Overal stonden groepjes pratende mensen.
- bijwoordelijk gebruikt
- Ik vind dat ik goed gehandeld heb, door het pratend op te lossen.
- We brachten enige tijd rustig pratend in zijn kamer door.